Je had een vrouw, een huis,
je had je eigen leven.
Maar het bleek een weg die doodliep,
je bent weer teruggegaan.
Je loopt weer door de stad
waar alles is begonnen,
probeert het te vergeten,
niet stil te blijven staan.
De vrienden in het café,
ze zijn niet veel veranderd.
De ene is wat dikker
en de ander is getrouwd.
Je lacht alleen niet meer
om al hun flauwe grappen.
Zij bleven ouwe jongens,
jij werd alleen maar oud.
Je voelt je als een slak
op wie het leven zout legt,
de last van het verleden
weegt loodzwaar op je rug.
Een parelmoeren schelp
vol jeugdherinneringen,
en durf je niet meer verder,
dan kruip je daarin terug.
Je wilde toch vooruit,
je wilde naar de vrijheid,
maar het werd een kale kamer
voor veel te veel verhuurd.
Je nam een meisje mee,
het leek net weer als vroeger,
maar eigenlijk wou je slapen.
Hou eindelijk eens op
te zeuren over vroeger.
Degene die steeds omkijkt,
die valt op zijn gezicht.
Je bent alleen maar bang
voor wat er nog kan komen.
Dat kan zoveel niet wezen,
hou nou je mond eens dicht.
Toch wil je het overdoen,
maar waar moet je beginnen?
Je hebt te vaak geaarzeld,
te vaak verkeerd beslist.
Je bent alleen verdwaald,
het bos is groot en donker,
de kruimels brood verdwenen.