Die altijd vrolijk is,
altijd alles leuk,
dat ben ik niet.
Die altijd praatjes heeft,
alles zeker weet,
dat ben ik niet.
Degene die ik ken
is anders.
Degene die ik ken,
die zie jij niet.
Deze is namaak, namaak,
hij is een namaakman.
Hij doet of hij alles kan
maar is voor alles bang.
Die altijd mee wil doen,
altijd voor alles in,
dat ben ik niet.
Die altijd overdrijft,
alles draait om hem,
dat ben ik niet.
Degene die ik ken,
is anders.
Degene die ik ken,
laat zich niet zien.
Deze is namaak, namaak,
hij is een namaakman.
Hij doet of hij alles kan
maar is voor alles bang.
Hij is bang
dat niemand hem aardig vindt.
Hij beweert als een man,
maar voelt als een kind
en overal wordt hij zenuwachtig van.
Hij doet of hij alles kan,
maar is voor alles bang.
Namaak...
Hij is een namaakman.
Hij doet of hij alles kan,
maar is voor alles bang.
Hij is bang
dat niemand hem aardig vindt,
hij beweert als een man
maar voelt als een kind
en overal wordt hij zenuwachtig van.
Hij doet of hij alles kan,
maar is voor alles bang.
Die zo gevoelig is,
altijd alles mooi,
dat ben ik niet...