Staren naar de horizon
In mijn bootje op het noordzeestrand
Rondom liggen schelpen
Als scherven op de keukenvloer
Achter een muur van water
Zit een meisje in een bootje
Maar ik zie alleen haar rug
En de stilte klinkt veel luider in de nacht
En ik wacht, ik wacht, ik wacht...
Want ik wil met haar naar Engeland
Samen naar de overkant
De vloed wiegt me in slaap
En de eb, die neemt me mee
Tot de bootjes elkaar raken
Als onze tenen onder de lakens
En ik vraag haar mee naar Engeland
Samen naar de overkant
Ze vraagt: 'waar bleef je al die tijd?'
Wijst naar waar de zon verdwijnt
Ze lacht en roeit en neemt me mee
En dan begrijp ik dat er nooit een ruzie is geweest
En ik vaar met haar naar Engeland
Samen naar de overkant
En ik vaar met haar naar Engeland
Samen naar de overkant